Op een koude dag eind december ging ik er met Sven (4 jaar) op uit. Hij koos ervoor om treinen te gaan kijken in Amersfoort. In plaats van ervoor te zorgen dat we een bepaald plan volgen, kijk ik naar Sven en wat hij aangeeft. Het valt me op dat hij heel precies weet welke kant hij op moet om ergens te komen waar hij wil zijn.
‘Die trap op, en daar weer naar beneden, dan komen we bij de blauwe trein’. Goederentreinen vindt hij het leukst en terwijl we op een erg fris perron zitten te wachten totdat er één langskomt, valt zijn oog op ruitvormige borden, blauw met wit. Hij wil weten waar die voor zijn. Ik heb geen idee. Ik opper om het aan iemand te gaan vragen. ‘Ja, leuk’, antwoord Sven, ‘als jij meegaat’. We komen iemand tegen in NS kleding, die machinist blijkt te zijn. We leggen hem de vraag voor. Hij vertelt over de lengte van de trein (het aantal bakken) en dat die nummers aangeven waar de trein dan moet stoppen. Svens vraag is beantwoordt en we lopen verder.